Jagers en verzamelaars

Jagers en verzamelaars (10.000-5.000 v.Chr.) Na de laatste ijstijd wordt het klimaat warmer. Hierdoor stijgt de zeespiegel en krijgt Nederland steeds meer zijn huidige vorm. Met het warmer wordende klimaat verschijnen er steeds meer boomsoorten zoals hazelaars, eiken en linden. Ook de fauna verandert. De rendieren vertrekken naar het noorden en in hun plaats komen onder andere wilde zwijnen, reeën, oerrunderen en wolven. Maar ook kleinere dieren zoals bevers, otters, allerlei zoetwatervissen en vogelsoorten.
De klimatologische veranderingen zorgden ervoor dat mensen hun jachtstrategie gingen aanpassen. Er werd steeds minder gejaagd op grote dieren. Men ging zich toeleggen op het vangen van vis en de jacht op klein wild. De mensen gebruikten lichte wapens gemaakt van hout en been met kleine vuurstenen spitsjes die werden vastgezet met hars. Omdat de winters in Nederland lange tijd nog erg koud waren, migreerde de Mesolithische mens met de seizoenen mee. In de winter verbleef men in de Belgische Ardennen en in de zomer trokken de mensen langs de Maas naar het noorden. Op die manier kwamen zij ook in de gemeente Boxmeer.
Veel van de vondsten uit deze periode uit de geschiedenis van Boxmeer zijn gedaan ten westen van Overloon aan het Overloonsche Vlak. Maar ook zijn er resten van tijdelijke kampementen gevonden op de hoge rivierduinen langs de Maas bij Vortum-Mullem en Groeningen. De archeologische resten bestaan merendeels uit bewerkt vuursteen zoals klingen, pijlpunten, stekers en schrabbers.