Romeinen en Bataven

De Romeinen komen en blijven (19 v.Chr.-450 n.Chr.) Na de verovering van Gallia door Julius Caesar marcheren de Romeinen enkele decennia later door tot aan Nijmegen en verder. In hun kielzog wordt direct begonnen met de aanleg van wegen. Langs Boxmeer wordt een heerbaan aangelegd op de linkeroever van de Maas. Het is daarmee een directe verbinding met Rome, het centrum van de macht. De pre-Romeinse boerderijen blijven bestaan, maar langs de weg ontstaan ook nieuwe nederzettingen, de vici. Die vakwerkhuizen met pannendak zien er Romeins uit. De potten en pannen van aardewerk, metaal en glas die men gebruikt in huis of als grafgift zijn van elders gekocht of geruild.
Glazen ribkommen uit Sambeek zijn bijvoorbeeld in de provinciehoofdstad Colonia Claudia Ara Agrippinesium (Keulen) gemaakt. Steeds meer gaat men zich als Romein kleden, gedragen, geloven, Latijn schrijven en lezen. Dat heet romaniseren. De doden worden nu langs de weg begraven. Een grafsteen of plank markeert de plek en de naam van de dode staat er op. In de 4e eeuw besluit keizer Constantijn dat het Christendom de officiële staatsgodsdienst is. Ook in de noordelijke uithoek van het Rijk zijn dan mensen bekeerd tot Christen. Steeds minder worden mensen gecremeerd, maar in plaats daarvan begraven.